Het reservewiel heeft
een levensduur van onge-
veer 3000 km. Na deze
afstand moet de band van het reser-
vewiel vervangen worden door een
nieuwe band van hetzelfde type dat
geschikt is voor het gebruikte velg-
type (zie “Technische gegevens”).
Monteer nooit een normale band
op de velg van het reservewiel.
Laat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk repareren en monteren.
Het is niet toegestaan met twee
of meer reservewielen te rijden.
Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet in, voor-
dat u ze monteert: de bouten kun-
nen loslopen.
De krik dient uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel van de
auto waarbij de krik geleverd is of
voor auto’s van hetzelfde model.
Gebruik de krik niet voor het op-
krikken van andere auto’s. En be-
slist nooit voor het uitvoeren van
werkzaamheden onder de auto.
Als de krik niet juist geplaatst
wordt, kan de opgekrikte auto van
de krik vallen.
152
EEN LEKKE BAND
Voor het verwisselen
van het wiel en voor het
juiste gebruik van de krik
en het reservewiel moeten de on-
derstaande voorzorgsmaatregelen
in acht worden genomen.
Attendeer het overige wegver-
keer op de stilstaande auto m.b.v.:
de waarschuwingsknipperlichten,
de gevarendriehoek, enz.
Tijdens het verwisselen van een
wiel moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, en op een veilige
afstand van het verkeer wachten,
totdat het wiel verwisseld is.
Blokkeer de wielen met stenen of
andere voorwerpen als de auto
schuin op een helling of op een
slecht wegdek staat.
Start de motor niet als de auto is
opgekrikt.
Als de auto een aanhanger trekt,
ontkoppel dan eerst de aanhanger
en krik dan de auto op.
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto
waarbij hij geleverd is. Gebruik de
krik niet voor het opkrikken van
andere auto’s en monteer geen re-
servewielen van andere auto’s.
Als u het gemonteerde velgtype
wilt vervangen (stalen in plaats
van lichtmetalen of omgekeerd)
moeten tevens alle wielbouten
worden vervangen door bouten
met een lengte die aangepast is
aan het velgtype.Het reservewiel
mag alleen in noodgevallen wor-
den gebruikt. Het gebruik van het
noodreservewiel moet tot een
minimum beperkt blijven en er
mag niet harder worden gereden
dan 80 km/h. Bij een gemonteerd
reservewiel veranderen de rij-ei-
genschappen van de auto. Vermijd
met vol gas optrekken, bruusk
remmen en hoge snelheden in de
bochten.
Zorg ervoor dat de banden-
spanning van het reservewiel altijd
4,2 bar (kg/cm
2
) is.