40
WEGWIJS IN UW AUTO
Het gebruik van de
waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van
de verkeersvoorschriften in het
land waarin u rijdt. U dient zich
aan de voorschriften te houden.
SCHAKELAARS EN
DRUKKNOPPEN fig. 54
Deze bevinden zich onder de
centrale luchtroosters.
De schakelaars en drukknoppen
werken alleen als de contactsleutel
in stand MAR staat.
Als u een knop indrukt, gaat op de
knop zelf een controlelampje branden.
BEDIENINGS-
KNOPPEN
WAARSCHUWINGS-
KNIPPERLICHTEN
Voor inschakeling drukt u op schake-
laar A-fig. 53. Deze werken
onafhankelijk van de stand van de
contactsleutel.
Als de waarschuwingsknipperlichten
zijn ingeschakeld, knippert het lampje
in de schakelaar.
Druk opnieuw op de schakelaar om
het systeem uit te schakelen.
fig. 53
P4Q00013
A - In-/uitschakeling van de mistlam-
pen voor. Deze lampen werken alleen
als de buitenverlichting is ingeschakeld.
B - In-/uitschakelen van de mist-
achterlichten. Deze lampen werken
alleen als het dimlicht of de mistlampen
voor zijn ingeschakeld. De mist-
achterlichten schakelen uit als u de
contactsleutel in STOP draait. Als de
auto weer gestart wordt, moeten ze,
indien nodig, opnieuw ingeschakeld
worden.
C - In-/uitschakeling van de achter-
ruitverwarming.
D - In-/uitschakeling van de
airconditioning.
fig. 54
P4Q00205