7
Schakelhysterese (d)
Standaardinstelling: ± 0,2 °C
Deze parameter definieert de schakelhysterese van de regelfunctie.
1. Open met S de parameter d om deze te bewerken.
2. Stel met + en - de schakelhysterese in.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P
en keer terug naar het normale tijdprogramma.
Wanneer de huidige gemeten temperatuur met de hier ingestelde waarde
boven de ingestelde temperatuur ligt, wordt het relais uitgeschakeld
(bedrijfsstand verwarmen).
Wanneer de huidige gemeten temperatuur met de hier ingestelde waarde
onder de ingestelde temperatuur ligt, wordt het relais ingeschakeld
(bedrijfsstand verwarmen).
Begrenzingstemperatuur verwarmen (G)
Standaardinstelling: + 45 °C
Parameter voor individuele begrenzing van de vloertemperatuur in de ver-
warmingsstand. Met geactiveerde begrenzingsfunctie (bedrijfsstand met
begrenzingsfunctie geselecteerd) schakelt het relais uit zodra de met de
externe sensor gemeten temperatuur boven de hier ingestelde temperatuur
komt.
1. Open met S de parameter G om deze te bewerken.
2. Stel met + en - de begrenzingstemperatuur in van + 5 °C tot + 55 °C.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P
en keer terug naar het normale tijdprogramma.
De begrenzingsfunctie heeft geen schakelhysterese, d.w.z. bij het passeren
van de grenswaarde wordt direct geschakeld.
Begrenzingstemperatuur koelen (C)
Standaardinstelling: + 18 °C
Parameter voor individuele begrenzing van de vloertemperatuur in de koel-
stand. Met geactiveerde begrenzingsfunctie (bedrijfsstand met begren-
zingsfunctie geselecteerd) schakelt het relais uit zodra de met de externe
sensor gemeten temperatuur onder de ingestelde begrenzingstemperatuur
komt.
1. Open met S de parameter C om deze te bewerken.
2. Stel met + en - de begrenzingstemperatuur in van + 5 °C tot + 55 °C.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P
en keer terug naar het normale tijdprogramma.
De begrenzingsfunctie heeft geen schakelhysterese, d.w.z. bij het passeren
van de grenswaarde wordt direct geschakeld.
Temperatuur van de externe sensor (F)
Bij bedrijf met een externe sensor wordt hier de huidige temperatuurwaarde
weergegeven. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
Wanneer een bedrijfsstand is geselecteerd die alleen met de interne sensor
werkt, verschijnt op het display "--.--".
1. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P
en keer terug naar het normale tijdprogramma.
Minimale inschakelduur (t)
Standaardinstelling: 20 s
Om overmatig schakelen van het relais te voorkomen, kan hier de minimale
inschakelduur worden vastgelegd. Deze tijd geeft aan hoe lang het relais
minimaal ingeschakeld moet blijven wanneer dit eenmaal op commando is
ingeschakeld.
1. Open met S de parameter t om deze te bewerken.
2. Stel met
+ en - de minimale inschakelduur in van 20 tot 500 seconden
in stappen van 10 seconden.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P
en keer terug naar het normale tijdprogramma.