6
1.5 Montage van de stoomslang
De lengte van de stoomslang moet zo kort mogelijk worden gehouden. Vernauwingen (bijv. door knikken als gevolg
van een te nauwe bocht) moeten worden vermeden.
Stoomslangen mogen niet doorhangen (condensaatzak).
Er moet rekening mee worden gehouden dat door de warmte tijdens bedrijf de stoomslang in de loop der tijd wat
korter kan worden. Er moeten lange straalbochten worden toegepast.
Benodigd montagemateriaal
Figuur 12
Als de stoomleiding met een stoomslang wordt
uitgevoerd, dan mag alleen de originele
stoomslang van NORDMANN worden gebruikt.
Bij gebruik van een ander fabrikaat stoomslang
kan NORDMANN niet aansprakelijk worden
gesteld in geval van schade.
Er wordt een slangklem gebruikt voor het beves-
tigen van de stoomslang aan de stoomverdeelpijp.
Wanneer de stoomslang in een buis, leiding- of
kabelgoot wordt gelegd moet rekening worden
gehouden met de hittebestendigheid (min. 100°C)
van deze materialen. Ook bij het gebruik van
isolatiematerialen moet hiermee rekening worden
gehouden.
Wanneer voor de verbinding tussen bevochtiger
en stoomverdeelpijp koperen leiding wordt
gebruikt moeten scherpe bochten zoveel mogelijk
worden vermeden. Elke bocht veroorzaakt
namelijk extra weerstand. De koperen leiding
moet bovendien minimaal dezelfde diameter
hebben als de stoomslang.
Bij lange stoomleidingen met veel bochten en/of
een relatief hoge kanaaldruk bestaat de kans op een
voortdurende overdruk van het water in de cilinder.
Dit heeft een verminderde capaciteit tot gevolg.
min. 300
min. 300
min. 300
150
min. 20%
1.6 Montage van de condensaatslang (DC 3000)
Het verdient aanbeveling de condensaatslang zo verticaal
mogelijk
te monteren en de condens direct in een open
afvoertrechter of via een sifon te leiden.
Wanneer de stoomverdeelpijp boven de bevochtiger wordt
gemonteerd kan het condensaat worden teruggeleid naar de
bevochtiger door de slang in de vulbeker te laten uitkomen. In
dat geval moet in de condensaatslang een kleine sifon worden
aangebracht.
Wordt het condensaat rechtstreeks afgevoerd, dan wordt
aansluiting van de slang op een afvoerleiding (wel met sifon!)
of een condensaatafvoerbak aanbevolen. Hier moet de
condensaatslang in lucht met een atmosferische druk uitkomen.
Als het uiteinde van de slang in water is gedompeld wordt de
condensaatafvoer belemmerd.
Figuur 13
Condensaat
teruggevoerd
naar de bevochtiger
Condensaat
separaat afgevoerd
min. 5%