7.2 Laadinstructies
▪ Stop de USB-laadkabel (11) in een USB-adapter.
▪ Sluit de kabel (11) aan op de ingangsaansluiting (3) van de starthulp.
7.3 De starthulp gebruiken met een 12V-voertuig
▪ Sluit de blauwe stekker volledig aan op de starthulp.
▪ Sluit de rode klem aan op de positieve (+) batterijpool en de zwarte klem op de negatieve
(-) batterijpool.
▪ Indicatorlampjes op de kabel:
i. Groen lampje: de aansluiting is correct en het apparaat werkt. U
kunt de motor onmiddellijk starten.
ii. Groen lampje knippert: de voertuigbatterij is leeg, duw op de
“BOOST”-knop en wacht tot het groene lampje continu gaat
branden. Start de motor binnen de 30 s.
iii. Rood lampje met zoemend geluid: de aansluiting is fout.
Controleer de aansluiting van de klemmen en sluit ze aan zoals
eerder beschreven. Wacht tot het groene lampje gaat branden
voordat u de motor start.
iv. Geen lampjes, geen zoemer: de voertuigbatterij kan
beschadigd zijn. Controleer dat de klemmen correct
aangesloten werden en duw hierna in dit geval op de “BOOST”-
knop. Wacht tot het groene lampje continu gaat branden en
start dan binnen de 30 s de motor.
▪ Start het voertuig.
▪ Wanneer het voertuig gestart is, verwijder dan de starthulpkabels van de voertuigbatterij.
Laat de motor van het voertuig draaien.
7.4 Opladen van mobiele telefoons, tablets, …
▪ Voor snelladen via USB-C: sluit de USB-laadkabel (11) aan op de snellaaduitgang (4).
Voor normaal laden, kunt u een van beide USB-uitgangen gebruiken.
▪ Kies de passende stekker en sluit hem aan op uw toestel.
▪ Duw op de knop (2). Dit apparaat kan de juiste laadparameters van het toestel herkennen
en het laadproces starten.
7.5 Voeding voor auto-accessoires (bv. minikoelkast)
▪ Stop de stekker van het toestel in de 15V/10A-uitgang (6).
▪ Duw op de knop (2).
7.6 Ledzaklamp
▪ Duw 3 seconden op de knop (2) om de ledzaklamp aan te zetten.
▪ De ledzaklamp kent 4 gebruiksmodi die in deze volgorde gekozen kunnen worden:
normaal, strobo, SOS en uit. Duw telkens op de knop om een volgende modus te kiezen.