extreem korte lengtes op de doorgeluste multitap aangesloten.
Een veel gestelde vraag is “waarom mag ik geen verdeler gebruiken
om de wandcontactdozen aan te sluiten?”. Dit heeft te maken met
de ontkoppeling van het signaal naar de aansluitingen onderling.
Onvoldoende ontkoppeling kan leiden tot gelijkkanaal storing. Een TV-
toestel ontvangt niet alleen signaal maar geeft ook wat signaal af via
de aansluitkabel. Als de ontkoppeling tussen meerdere toestellen
onvoldoende is, kan bij het afstemmen van meerdere toestellen op
hetzelfde programma het beeld “dubbel” worden. Als de ontkoppeling
hoog genoeg is, kan dit verschijnsel voorkomen worden. Overigens is
dit niet van toepassing als men alleen gebruik maakt van setup boxen
voor digitale TV.
Naast de multitaps heeft Hirschmann Multimedia een ruim aanbod
aftak
leverbaar. Een aftakelement wordt toegepast in die situaties waarbij het
signaalniveau asymmetrisch moet worden aangeboden. Denk hierbij aan
een situatie waarbij één aansluiting dichtbij en één verder weg zit. Door
het juist aansluiten van de kabellengtes zal het signaalniveau op de kabels
praktisch gelijk zijn.
Hirschmann Multimedia heeft naast de multitaps en aftakelementen
ook symmetrische verdelers (VFC serie). De demping op de uitgangen
van deze verdelers zijn gelijk. Het is niet toegestaan om direct wandcon-
tact
van toe
verdeling? Als er meerdere multitaps op de uitgang van de versterker
gekoppeld moeten worden of bij toepassing van een rijgsysteem. Een rijg-
systeem is immers een “doorlussing” van speciale wandcontactdozen. Een
rijgdoos bestaat uit een aftakelement, ingebouwd in een wandcontactdoos.
Op deze wijze kan voldoende ontkoppeling bereikt worden. Op de toepassing
van rijgdozen gaanwij onder de rubriek “wandcontactdozen” verder in.
Een stelregel is bij gebruik van EDB 01 “einddozen” altijd een
multitap of aftakelement toe te passen (herkenbaar als type “AFC”).
Een actuele discussie die gevoerd wordt is de retourgeschiktheid van
CAI-netwerken. Primair zijn alle passieve componenten van Hirschmann
‘retourgeschikt’, wat inhoudt dat alle componenten geschikt zijn voor
signaaltransport vanaf 5 MHz (tot 862 MHz). De componenten die geen
actieve (retour) versterking bevatten, zoals verdelers, aftakelementen,
multitaps etc. hebben altijd een demping in de retourband. Een stelregel
die daarbij gehanteerd kan worden is, dat de retourdemping in nagenoeg
alle gevallen even hoog is als de opgegeven aansluitdemping in de
distributierichting. Dit met uitzondering van de kabel, hierbij is de retour-
demping aanzienlijk lager.
Hirschmann Multimedia levert wandcontactdozen voor alle toepassingen.
Deze zijn onder te verdelen in aansluitdozen voor een mini-ster systeem
(EDB 01), waarbij alle aansluitingen individueel worden aangesloten vanaf
de multitaps, een rijgsysteem waarbij er meerdere wandcontactdozen
(GEDU) worden doorgelust en een satellietsysteem. Hier worden speciale
wandcontactdozen (FS 302 F) voor gebruikt.
Bij een mini-ster systeem wordt gebruik gemaakt van de wandcontact-
doos EDB 01. Deze bestaat uit een standaard R/TV aansluiting (IEC).
Als er meerdere aansluitingen op één kabel moeten worden “door-
geregen”, dient u gebruik te maken van rijgdozen. Hirschmann levert
hier een drietal types voor, de GEDU 20, 15 en 10. De getallen
pour des émissions de télévision digitale. À côté du multitap, Hirschmann
Multimedia propose une vaste gamme de dérivateurs à sortie simple ou
double. Un dérivateur est utile dans les situations où le signal est réparti
de façon asymétrique, par exemple dans le cas d’un raccordement
qui se trouve tout près et un autre plus éloigné. En raccordant correcte-
ment les câbles d’une longueur différente, le niveau du signal sur les
deux câbles sera pratiquement égal. À côté du multitap et du dérivateur,
Hirschmann Multimedia propose également des répartiteurs symétriques
(série VFC). L’atténuation est la même pour toutes les sorties. Il est
interdit de brancher des prises murales directement après la sortie (voir
le découplage) dans le cas de réception analogique uniquement.
Quand l’utilisation de répartiteurs est-elle indiquée? S’il y a plusieurs
multitaps à connecter sur la sortie de l’amplificateur ou dans le cas d’un
système en série. Un système en série est en effet une “série” de prises
murales spéciales. Une prise pour montage en série consiste en un dériva-
teur intégré dans une prise murale. Cela permet d’obtenir un découplage
suffisant. On approfondira ce sujet sous la rubrique des prises murales.
En règle générale, il faut toujours utiliser un multitap ou un dérivateur (du
type “AFC”) avec des prises murales de connexion EDB 01. La voie de
retour des réseaux CATV fait actuellement l’objet d’un débat. Tous les com-
posants passifs d’Hirschmann Multimedia sont en principe appropriés au
retour, ce qui signifie que tous les composants sont adaptés à la transmis-
sion du signal à partir de 5 MHz (jusqu`à 862 MHz). Les composants
sans amplification (de retour) active, tels que les distributeurs, les dériva-
teurs, les multitaps etc., ont toujours une atténuation dans la voie de retour
passive. En général, l’atténuation de retour est dans quasiment tous les
cas aussi élevée que l’atténuation de connexion spécifiée dans la direc-
tion de distribution, à l’exception du câble, où l’atténuation de retour est
beaucoup plus élevée.
Hirschmann Multimedia propose des prises murales pour toutes les
applications. Il existe des prises pour système en mini-étoile (EDB 01), avec
lesquelles tout raccordement se fait à partir du multitap, les prises pour
montage en série avec lesquels plusieurs prises (GEDU) sont montées
en série, et les prises pour système satellite qui nécessitent des prises
spéciales (FS 302 F).
Dans un système en mini-étoile, on utilise la prise murale EDB 01.
Celle-ci est équipée d’un raccordement R/TV standard (IEC).
S’il y a plusieurs raccords à faire sur un seul câble, il faut utiliser des
prises CATV pour montage en série. Pour ces applications, Hirschmann
Multimeda propose trois types de prises, les GEDU 20,15 et 10. Le chiffre
représente la valeur d’atténuation de la prise murale. Pourquoi y a-t-il
différentes valeurs? La première prise murale se trouve souvent tout près
de l’amplificateur. Ce dernier augmente le signal. Lors de l’utilisation d’une
prise pour montage en série avec une atténuation faible installée comme
première dans la série, ce signal amplifié risque d’être trop fort. Dans ce
cas, il faut avoir recours à une prise CATV pour montage en série GEDU
20 ou GEDU 15. En général, la prise suivante a une valeur d’atténuation
plus faible. Dans les exemples d’installation, vous trouverez une situation
avec des prises CATV pour montage en série. En ce qui concerne l’isolation
haute fréquence d’un système en série, la dernière prise doit être terminée
avec une résistance R77. L’utilisation des prises pour montage en série
n’est pas illimitée. Dans la pratique, un système avec cinq prises pour
montage en série est souvent le maximum.
L’utilisation d’une prise EDB 01 comme “prise finale” n’est pas autorisée
du fait du découplage insuffisant. Les prises CATV pour montage en série
sont équipées d’une connexion R/TV standard (IEC). À côté des prises
susmentionnées, Hirschmann Multimedia propose une prise murale
