7 Overdracht aan de gebruiker
16 Installatie- en onderhoudshandleiding Zonnelaadstation 0020160752_00
– Met behulp van deze functie kunt u instellen hoe groot de
oppervlakte van het collectorveld is.
Installateurniveau → Configuratie → Pompkicktijd
– Met behulp van deze functie kunt u de pompkicktijd in-
stellen.
Installateurniveau → Configuratie → Pompkickcapaciteit
– Met behulp van deze functie kunt u het pompkickvermo-
gen instellen (fabrieksinstelling = 20%).
Installateurniveau → Configuratie → Modus
– Met behulp van deze functie kunt u de modus van het
zonnecircuit (low flow, automatic of high flow) instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Temp. verwarming
– Met behulp van deze functie kunt u de gewenste tempe-
ratuur van de verwarmingsaanvoer instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Temperatuur warm
w.
– Met behulp van deze functie kunt u de gewenste tempe-
ratuur van het warm water instellen.
Installateurniveau → Configuratie → UV5 schakeltemp.
– Met behulp van deze functie kunt u de schakeltempera-
tuur van het gelaagde laadventiel instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Max. boilertemp.
– Met behulp van deze functie kunt u de maximale boiler-
temperatuur instellen.
Installateurniveau → Configuratie → Inschakelverschil
– Met behulp van deze functie kunt u een temperatuurver-
schil instellen. Als het ingestelde temperatuurverschil tus-
sen temperatuurvoeler T5 en T6 bereikt is, dan schakelt
het station in.
Aanwijzing
U kunt deze functie gebruiken als de temperatuurvoelers T5
en T6 aangesloten zijn en de pompkick gedeactiveerd is.
Installateurniveau → Configuratie → eBUS-thermostaat
– Met behulp van deze functie kunt u vaststellen of een
eBUS-compatibel toestel (bijv. een thermostaat) aan het
zonnelaadstation aangesloten is.
Installateurniveau → Configuratie → Softwareversie
– Met behulp van deze functie kunt u de geïnstalleerde
softwareversie aflezen.
6.2.4 Resets uitvoeren
Installateurniveau → Resets
– Met behulp van deze functie kunt u het zonnelaadstation
op de fabrieksinstellingen terugzetten.
– U kunt bovendien de weergegeven zonneopbrengst op-
nieuw op nul zetten.
6.2.5 Installatieassistent starten
Installateurniveau → Start inst. ass.
– Met behulp van deze functie kunt u de installatieassistent
starten.
7 Overdracht aan de gebruiker
1. Instrueer de gebruiker over de bediening van de in-
stallatie. Beantwoord al zijn vragen. Wijs de gebruiker
vooral op de veiligheidsvoorschriften die hij in acht moet
nemen.
2. Wijs de gebruiker erop dat hij voor het vullen van de
CV-installatie met de ter plaatse beschikbare waterkwa-
liteit rekening moet houden.
3. Wijs de gebruiker erop dat hij voor het vullen van de
CV-installatie alleen normaal leidingwater zonder che-
mische additieven mag gebruiken.
4. Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werking
van de veiligheidsinrichtingen.
5. Informeer de gebruiker over de noodzaak om de instal-
latie volgens de opgegeven intervallen te laten onder-
houden.
6. Geef de gebruiker alle voor hem bestemde handleidin-
gen en toestelpapieren, zodat hij ze kan bewaren.